Total verb forms: 50
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | terugbekomend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | terugbekomen |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | bekom terug | bekomt terug | bekomt terug | bekomen terug | bekomen terug | bekomen terug |
Imperfect | bekwam terug | bekwam terug | bekwam terug | bekwamen terug | bekwamen terug | bekwamen terug |
Toekomende tijd I | zal terugbekomen | zult terugbekomen | zal terugbekomen | zullen terugbekomen | zullen terugbekomen | zullen terugbekomen |
Conditionalis I | zou terugbekomen | zou terugbekomen | zou terugbekomen | zouden terugbekomen | zouden terugbekomen | zouden terugbekomen |
Perfectum | heb terugbekomen | hebt terugbekomen | heeft terugbekomen | hebben terugbekomen | hebben terugbekomen | hebben terugbekomen |
Voltooid verleden tijd | had terugbekomen | had terugbekomen | had terugbekomen | hadden terugbekomen | hadden terugbekomen | hadden terugbekomen |
Toekomende tijd II | zal terugbekomen hebben | zult terugbekomen hebben | zal terugbekomen hebben | zullen terugbekomen hebben | zullen terugbekomen hebben | zullen terugbekomen hebben |
Conditionalis II | zou hebben terugbekomen | zou hebben terugbekomen | zou hebben terugbekomen | zouden hebben terugbekomen | zouden hebben terugbekomen | zouden hebben terugbekomen |
Verbs similar to terugbekomen
Conjugated verbs before and after terugbekomen
More actions for terugbekomen