Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord verrollend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verrold
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verrol verrolt verrolt verrollen verrollen verrollen
Imperfect verrolde verrolde verrolde verrolden verrolden verrolden
Toekomende tijd I zal verrollen zult verrollen zal verrollen zullen verrollen zullen verrollen zullen verrollen
Conditionalis I zou verrollen zou verrollen zou verrollen zouden verrollen zouden verrollen zouden verrollen
Perfectum heb verrold hebt verrold heeft verrold hebben verrold hebben verrold hebben verrold
Voltooid verleden tijd had verrold had verrold had verrold hadden verrold hadden verrold hadden verrold
Toekomende tijd II zal verrold hebben zult verrold hebben zal verrold hebben zullen verrold hebben zullen verrold hebben zullen verrold hebben
Conditionalis II zou hebben verrold zou hebben verrold zou hebben verrold zouden hebben verrold zouden hebben verrold zouden hebben verrold
Imperatief - verrol - - verrolt -

Verbs similar to verrollen

Conjugated verbs before and after verrollen

« verrollen »