Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord toegrijnzend
Tegenwoordig en verleden deelwoord toegegrijnsd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens grijns toe grijnst toe grijnst toe grijnzen toe grijnzen toe grijnzen toe
Imperfect grijnsde toe grijnsde toe grijnsde toe grijnsden toe grijnsden toe grijnsden toe
Toekomende tijd I zal toegrijnzen zult toegrijnzen zal toegrijnzen zullen toegrijnzen zullen toegrijnzen zullen toegrijnzen
Conditionalis I zou toegrijnzen zou toegrijnzen zou toegrijnzen zouden toegrijnzen zouden toegrijnzen zouden toegrijnzen
Perfectum heb toegegrijnsd hebt toegegrijnsd heeft toegegrijnsd hebben toegegrijnsd hebben toegegrijnsd hebben toegegrijnsd
Voltooid verleden tijd had toegegrijnsd had toegegrijnsd had toegegrijnsd hadden toegegrijnsd hadden toegegrijnsd hadden toegegrijnsd
Toekomende tijd II zal toegegrijnsd hebben zult toegegrijnsd hebben zal toegegrijnsd hebben zullen toegegrijnsd hebben zullen toegegrijnsd hebben zullen toegegrijnsd hebben
Conditionalis II zou hebben toegegrijnsd zou hebben toegegrijnsd zou hebben toegegrijnsd zouden hebben toegegrijnsd zouden hebben toegegrijnsd zouden hebben toegegrijnsd
Imperatief - grijns toe - - grijnst toe -

Verbs similar to toegrijnzen

Conjugated verbs before and after toegrijnzen

« toegrijnzen »