Woxikon / Verbs / Dutch / S / sterken

NL Dutch conjugation of sterken

Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord sterkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesterkt
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens sterk sterkt sterkt sterken sterken sterken
Imperfect sterkte sterkte sterkte sterkten sterkten sterkten
Toekomende tijd I zal sterken zult sterken zal sterken zullen sterken zullen sterken zullen sterken
Conditionalis I zou sterken zou sterken zou sterken zouden sterken zouden sterken zouden sterken
Perfectum heb gesterkt hebt gesterkt heeft gesterkt hebben gesterkt hebben gesterkt hebben gesterkt
Voltooid verleden tijd had gesterkt had gesterkt had gesterkt hadden gesterkt hadden gesterkt hadden gesterkt
Toekomende tijd II zal gesterkt hebben zult gesterkt hebben zal gesterkt hebben zullen gesterkt hebben zullen gesterkt hebben zullen gesterkt hebben
Conditionalis II zou hebben gesterkt zou hebben gesterkt zou hebben gesterkt zouden hebben gesterkt zouden hebben gesterkt zouden hebben gesterkt
Imperatief - sterk - - sterkt -

Verbs similar to sterken

Conjugated verbs before and after sterken

« sterken »

More actions for sterken