Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord rikkikkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerikkikt
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - rikkikt - - rikkikken
Imperfect - - rikkikte - - rikkikten
Toekomende tijd I - - zal rikkikken - - zult rikkikken
Conditionalis I - - zal rikkikken - - zullen rikkikken
Perfectum - - heeft gerikkikt - - hebben gerikkikt
Voltooid verleden tijd - - had gerikkikt - - hadden gerikkikt
Toekomende tijd II - - zal gerikkikt hebben - - zult gerikkikt hebben
Conditionalis II - - zal hebben gerikkikt - - zullen hebben gerikkikt

Verbs similar to rikkikken

Conjugated verbs before and after rikkikken

« rikkikken »