Total verb forms: 10
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord lukkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gelukt
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - lukt - - -
Imperfect - - lukte - - -
Toekomende tijd I - - zal lukken - - -
Conditionalis I - - zult lukken - - -
Perfectum - - is gelukt - - -
Voltooid verleden tijd - - was gelukt - - -
Toekomende tijd II - - zal gelukt zijn - - -
Conditionalis II - - zult zijn gelukt - - -

Verbs similar to lukken

Conjugated verbs before and after lukken

« lukken »