Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord krissend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekrist
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens kris krist krist krissen krissen krissen
Imperfect kriste kriste kriste kristen kristen kristen
Toekomende tijd I zal krissen zult krissen zal krissen zullen krissen zullen krissen zullen krissen
Conditionalis I zou krissen zou krissen zou krissen zouden krissen zouden krissen zouden krissen
Perfectum heb gekrist hebt gekrist heeft gekrist hebben gekrist hebben gekrist hebben gekrist
Voltooid verleden tijd had gekrist had gekrist had gekrist hadden gekrist hadden gekrist hadden gekrist
Toekomende tijd II zal gekrist hebben zult gekrist hebben zal gekrist hebben zullen gekrist hebben zullen gekrist hebben zullen gekrist hebben
Conditionalis II zou hebben gekrist zou hebben gekrist zou hebben gekrist zouden hebben gekrist zouden hebben gekrist zouden hebben gekrist
Imperatief - kris - - krist -

Verbs similar to krissen

Conjugated verbs before and after krissen