Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord dichtvriezend
Tegenwoordig en verleden deelwoord dichtgevroren
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - vriest dicht - - vriezen dicht
Imperfect - - vroor dicht - - vroren dicht
Toekomende tijd I - - zal dichtvriezen - - zult dichtvriezen
Conditionalis I - - zal dichtvriezen - - zullen dichtvriezen
Perfectum - - is dichtgevroren - - zijn dichtgevroren
Voltooid verleden tijd - - was dichtgevroren - - waren dichtgevroren
Toekomende tijd II - - zal dichtgevroren zijn - - zult dichtgevroren zijn
Conditionalis II - - zal zijn dichtgevroren - - zullen zijn dichtgevroren

Verbs similar to dichtvriezen

Conjugated verbs before and after dichtvriezen

« dichtvriezen »