Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord asfyxiërend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geasfyxieerd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens asfyxieer asfyxieert asfyxieert asfyxiëren asfyxiëren asfyxiëren
Imperfect asfyxieerde asfyxieerde asfyxieerde asfyxieerden asfyxieerden asfyxieerden
Toekomende tijd I zal asfyxiëren zult asfyxiëren zal asfyxiëren zullen asfyxiëren zullen asfyxiëren zullen asfyxiëren
Conditionalis I zou asfyxiëren zou asfyxiëren zou asfyxiëren zouden asfyxiëren zouden asfyxiëren zouden asfyxiëren
Perfectum heb geasfyxieerd hebt geasfyxieerd heeft geasfyxieerd hebben geasfyxieerd hebben geasfyxieerd hebben geasfyxieerd
Voltooid verleden tijd had geasfyxieerd had geasfyxieerd had geasfyxieerd hadden geasfyxieerd hadden geasfyxieerd hadden geasfyxieerd
Toekomende tijd II zal geasfyxieerd hebben zult geasfyxieerd hebben zal geasfyxieerd hebben zullen geasfyxieerd hebben zullen geasfyxieerd hebben zullen geasfyxieerd hebben
Conditionalis II zou hebben geasfyxieerd zou hebben geasfyxieerd zou hebben geasfyxieerd zouden hebben geasfyxieerd zouden hebben geasfyxieerd zouden hebben geasfyxieerd
Imperatief - asfyxieer - - asfyxieert -

Conjugated verbs before and after asfyxiëren

« asfyxiëren »