Total verb forms: 18
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord zoekrakend
Tegenwoordig en verleden deelwoord zoekgeraakt
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - raakt zoek - - raken zoek
Imperfect - - raakte zoek - - raakten zoek
Toekomende tijd I - - zal zoekraken - - zult zoekraken
Conditionalis I - - zal zoekraken - - zullen zoekraken
Perfectum - - is zoekgeraakt - - zijn zoekgeraakt
Voltooid verleden tijd - - was zoekgeraakt - - waren zoekgeraakt
Toekomende tijd II - - zal zoekgeraakt zijn - - zult zoekgeraakt zijn
Conditionalis II - - zal zijn zoekgeraakt - - zullen zijn zoekgeraakt

Conjugated verbs before and after zoekraken

« zoekraken »