Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord verkiezend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verkozen
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verkies verkiest verkiest verkiezen verkiezen verkiezen
Imperfect verkoos verkoos verkoos verkozen verkozen verkozen
Toekomende tijd I zal verkiezen zult verkiezen zal verkiezen zullen verkiezen zullen verkiezen zullen verkiezen
Conditionalis I zou verkiezen zou verkiezen zou verkiezen zouden verkiezen zouden verkiezen zouden verkiezen
Perfectum heb verkozen hebt verkozen heeft verkozen hebben verkozen hebben verkozen hebben verkozen
Voltooid verleden tijd had verkozen had verkozen had verkozen hadden verkozen hadden verkozen hadden verkozen
Toekomende tijd II zal verkozen hebben zult verkozen hebben zal verkozen hebben zullen verkozen hebben zullen verkozen hebben zullen verkozen hebben
Conditionalis II zou hebben verkozen zou hebben verkozen zou hebben verkozen zouden hebben verkozen zouden hebben verkozen zouden hebben verkozen
Imperatief - verkies - - verkiest -

Verbs similar to verkiezen

Conjugated verbs before and after verkiezen

« verkiezen »