Total verb forms: 52
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | triomferend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | getriomfeerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | triomfeer | triomfeert | triomfeert | triomferen | triomferen | triomferen |
Imperfect | triomfeerde | triomfeerde | triomfeerde | triomfeerden | triomfeerden | triomfeerden |
Toekomende tijd I | zal triomferen | zult triomferen | zal triomferen | zullen triomferen | zullen triomferen | zullen triomferen |
Conditionalis I | zou triomferen | zou triomferen | zou triomferen | zouden triomferen | zouden triomferen | zouden triomferen |
Perfectum | heb getriomfeerd | hebt getriomfeerd | heeft getriomfeerd | hebben getriomfeerd | hebben getriomfeerd | hebben getriomfeerd |
Voltooid verleden tijd | had getriomfeerd | had getriomfeerd | had getriomfeerd | hadden getriomfeerd | hadden getriomfeerd | hadden getriomfeerd |
Toekomende tijd II | zal getriomfeerd hebben | zult getriomfeerd hebben | zal getriomfeerd hebben | zullen getriomfeerd hebben | zullen getriomfeerd hebben | zullen getriomfeerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben getriomfeerd | zou hebben getriomfeerd | zou hebben getriomfeerd | zouden hebben getriomfeerd | zouden hebben getriomfeerd | zouden hebben getriomfeerd |
Imperatief | - | triomfeer | - | - | triomfeert | - |
Verbs similar to triomferen
Conjugated verbs before and after triomferen
More actions for triomferen