Woxikon / Verbs / Dutch / S / stukbijten

NL Dutch conjugation of stukbijten

Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord stukbijtend
Tegenwoordig en verleden deelwoord stukgebeten
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens bijt stuk bijt stuk bijt stuk bijten stuk bijten stuk bijten stuk
Imperfect beet stuk beet stuk beet stuk beten stuk beten stuk beten stuk
Toekomende tijd I zal stukbijten zult stukbijten zal stukbijten zullen stukbijten zullen stukbijten zullen stukbijten
Conditionalis I zou stukbijten zou stukbijten zou stukbijten zouden stukbijten zouden stukbijten zouden stukbijten
Perfectum heb stukgebeten hebt stukgebeten heeft stukgebeten hebben stukgebeten hebben stukgebeten hebben stukgebeten
Voltooid verleden tijd had stukgebeten had stukgebeten had stukgebeten hadden stukgebeten hadden stukgebeten hadden stukgebeten
Toekomende tijd II zal stukgebeten hebben zult stukgebeten hebben zal stukgebeten hebben zullen stukgebeten hebben zullen stukgebeten hebben zullen stukgebeten hebben
Conditionalis II zou hebben stukgebeten zou hebben stukgebeten zou hebben stukgebeten zouden hebben stukgebeten zouden hebben stukgebeten zouden hebben stukgebeten
Imperatief - bijt stuk - - bijt stuk -

Verbs similar to stukbijten

Conjugated verbs before and after stukbijten

« stukbijten »

More actions for stukbijten