Woxikon / Verbs / Dutch / L / leegeten

NL Dutch conjugation of leegeten

Total verb forms: 52
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord leegetend
Tegenwoordig en verleden deelwoord leeggegeten
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens eet leeg eet leeg eet leeg eten leeg eten leeg eten leeg
Imperfect at leeg at leeg at leeg aten leeg aten leeg aten leeg
Toekomende tijd I zal leegeten zult leegeten zal leegeten zullen leegeten zullen leegeten zullen leegeten
Conditionalis I zou leegeten zou leegeten zou leegeten zouden leegeten zouden leegeten zouden leegeten
Perfectum heb leeggegeten hebt leeggegeten heeft leeggegeten hebben leeggegeten hebben leeggegeten hebben leeggegeten
Voltooid verleden tijd had leeggegeten had leeggegeten had leeggegeten hadden leeggegeten hadden leeggegeten hadden leeggegeten
Toekomende tijd II zal leeggegeten hebben zult leeggegeten hebben zal leeggegeten hebben zullen leeggegeten hebben zullen leeggegeten hebben zullen leeggegeten hebben
Conditionalis II zou hebben leeggegeten zou hebben leeggegeten zou hebben leeggegeten zouden hebben leeggegeten zouden hebben leeggegeten zouden hebben leeggegeten
Imperatief - eet leeg - - eet leeg -

Verbs similar to leegeten

Conjugated verbs before and after leegeten

« leegeten »

More actions for leegeten