Total verb forms: 52
Imperatives and participles |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | idealiserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geïdealiseerd |
Type | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | idealiseer | idealiseert | idealiseert | idealiseren | idealiseren | idealiseren |
Imperfect | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerde | idealiseerden | idealiseerden | idealiseerden |
Toekomende tijd I | zal idealiseren | zult idealiseren | zal idealiseren | zullen idealiseren | zullen idealiseren | zullen idealiseren |
Conditionalis I | zou idealiseren | zou idealiseren | zou idealiseren | zouden idealiseren | zouden idealiseren | zouden idealiseren |
Perfectum | heb geïdealiseerd | hebt geïdealiseerd | heeft geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd | hebben geïdealiseerd |
Voltooid verleden tijd | had geïdealiseerd | had geïdealiseerd | had geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd | hadden geïdealiseerd |
Toekomende tijd II | zal geïdealiseerd hebben | zult geïdealiseerd hebben | zal geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben | zullen geïdealiseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geïdealiseerd | zou hebben geïdealiseerd | zou hebben geïdealiseerd | zouden hebben geïdealiseerd | zouden hebben geïdealiseerd | zouden hebben geïdealiseerd |
Imperatief | - | idealiseer | - | - | idealiseert | - |
Verbs similar to idealiseren
Conjugated verbs before and after idealiseren
More actions for idealiseren